Als je nu een voorbeschouwing
schrijft bij een wielerwedstrijd, laat ons zeggen de Tour de France, en je hebt
het over de outsiders: zijn dat dan ernstige kandidaten op de overwinning,
renners die toch ook wel een (kleine) kans maken, of renners die eigenlijk geen
kans maken op de eindzege?
Laatst had ik een kleine
discussie met de auteur van een tekst die ik moest vertalen, precies over het
gebruik van het woord ‘outsider’. Vooral in de sportverslaggeving gebruiken ze
dit woord van langsom vaker in de betekenis van ‘een ernstige kandidaat op de
overwinning’. In zoverre dat je nu voor zo’n wedstrijd vaak één favoriet hebt,
dan een stel ‘outsiders’, en voor de rest sporters die totaal geen kans maken
op de overwinning. En dat is volgens mij gewoon fout. Volg even met me mee…
Eerst even een open deur
intrappen: het is natuurlijk afkomstig uit het Engels, waar het woord twee
mogelijk betekenissen heeft. Zowel ‘Cambridge Dictionary’, ‘Oxford Dictionary’
als ‘Longman’s’ geven een variatie van onderstaande verklaring:
1. A person who is not involved with a particular group of people, organization or society and who feels different from those people who are accepted as members
2. A person or animal with only a slight chance of winning
Van Dale kent drie betekenissen
toe aan ‘outsider’:
1. Mededinger in een wedstrijd, die je weinig kans geeft op de overwinning
een gevaarlijke
outsider
a sport;
bij wedrennen – paard dat, renner die (volgens de publieke opinie) weinig kans
heeft om te winnen, maar met wie de favorieten wel rekening houden dark
horse
2. Iem. die buiten de kring van ingewijden of belanghebbenden staat
3. Beursterm – speculant die buiten de beurskringen staat
Dat lijkt zo’n beetje
gelijklopend met het Engels, zou je denken, behalve dan waar Van Dale aanvult
met het voorbeeld van ‘een gevaarlijke
outsider’.
Het wordt helemaal interessant,
als ik naar het Franse woordenboek grijp. In de ‘Petit Robert’ vind ik het
volgende:
1. TURF Cheval de course qui ne figure pas parmi les favoris mais qui a des chances de gagner. Le favori et l’outsider. PAR EXT. Concurrent(e) dont la victoire ou la performance est inattendue (dans un sport quelconque).
2. FIG. Pour ce fauteuil à l’Académie, dans cette élection, X fait figure d’outsider. La candidature d’une outsider.
In het Frans wordt het verhaal
van het paard dat bij de wedrennen niet meteen favoriet is, maar toch wel een ernstige
kanshebber, dus zelfs de eerste betekenis voor dit woord, en zonder het
adjectief ‘gevaarlijk’ ervoor. En dat vind ik toch wel verbazingwekkend.
Nu blijft de vraag: is een
outsider iemand waar de concurrentie nu wel of niet ernstig rekening mee moet
te houden? Als je in Frankrijk naar de paardenwedrennen gaat, blijkbaar wel.
Maar bij andere sporten zou dat alweer minder het geval zijn, aangezien de
Robert voor ‘un sport quelconque’ aangeeft dat de overwinning niet verwacht is.
In Van Dale lijkt het er toch
meer op dat je met een outsider pas rekening moet houden, als ze er het
adjectief ‘gevaarlijk’ voor gezet hebben. Maar in de sportverslaggeving zie ik
het woord steevast gebruiken in de betekenis van ‘een kandidaat waar terdege
mee moet rekening gehouden worden’.
Nu kun je natuurlijk wel beweren
dat het nooit verstandig is om de tegenstand te onderschatten. Je wilt de
sporters niet onderhouden die zich een titel door de neus geboord zagen door
iemand die ze vooraf helemaal geen kans hadden toegedicht.
In 1956 hadden de favorieten het
in de Tour de France aan hun zeemvelletje met ene Roger Walkowiak. Als je geen
superfervente koersliefhebber bent, dan heb je waarschijnlijk nog nooit van de
man gehoord, maar hij won dat jaar wel degelijk de Tour. Vooraf had niemand de
man ook maar enige kans op de eindzege toegedicht, maar aan het eind van die Tour
was hij het wel die de gele trui naar huis mocht meenemen. Nadien verdween de
man zo’n beetje in de vergetelheid. Naast die Tour, waarin hij overigens niet één
etappe won, behaalde hij in zijn hele carrière als prof nog twee overwinningen,
namelijk twee etappes in de Ronde van Spanje, en dat was het dan. In de Tour
zelf werd hij tussen 1951 en 1958 verder nog 57ste, 47ste,
en 75ste, en hij gaf ook nog twee keer op. Kijk: zo ziet een
outsider eruit.
Het blijft een contradictie als
je in je beschouwing voor de wedstrijd iemand bestempelt als ‘outsider’ en
vervolgens gaat stellen dat de favorieten maar beter heel goed op die outsider
gaan letten. Zowel in de oorspronkelijke, Engelstalige betekenis, als in het
Nederlands of het Frans: als je iemand vooraf als outsider bestempelt, dan
dicht je die nauwelijks kansen op de overwinning toe. Wie je vooraf als
gevaarlijke kanshebber aanduidt, dat is een favoriet, medefavoriet of
schaduwfavoriet, maar geen outsider. De outsider, die zit buiten dat kransje
aan favorieten. En je houdt er pas rekening mee, als hij tijdens de wedstrijd
blijk geeft van een goede vorm. Je gaat hem niet vooraf al aanduiden als iemand
waar je heel goed voor moet oppassen. Als je zo begint, dan moet je meteen het
halve peloton aankruisen op je deelnemerslijst, en dan moet je als ploeg gaan
reageren op iedere poging tot ontsnapping. Niet erg efficiënt…