zaterdag 19 juni 2021

De outsider die er geen is

 


Als je nu een voorbeschouwing schrijft bij een wielerwedstrijd, laat ons zeggen de Tour de France, en je hebt het over de outsiders: zijn dat dan ernstige kandidaten op de overwinning, renners die toch ook wel een (kleine) kans maken, of renners die eigenlijk geen kans maken op de eindzege?

Laatst had ik een kleine discussie met de auteur van een tekst die ik moest vertalen, precies over het gebruik van het woord ‘outsider’. Vooral in de sportverslaggeving gebruiken ze dit woord van langsom vaker in de betekenis van ‘een ernstige kandidaat op de overwinning’. In zoverre dat je nu voor zo’n wedstrijd vaak één favoriet hebt, dan een stel ‘outsiders’, en voor de rest sporters die totaal geen kans maken op de overwinning. En dat is volgens mij gewoon fout. Volg even met me mee…

Eerst even een open deur intrappen: het is natuurlijk afkomstig uit het Engels, waar het woord twee mogelijk betekenissen heeft. Zowel ‘Cambridge Dictionary’, ‘Oxford Dictionary’ als ‘Longman’s’ geven een variatie van onderstaande verklaring:

1.       A person who is not involved with a particular group of people, organization or society and who feels different from those people who are accepted as members

2.       A person or animal with only a slight chance of winning

Van Dale kent drie betekenissen toe aan ‘outsider’:

1.       Mededinger in een wedstrijd, die je weinig kans geeft op de overwinning

een gevaarlijke outsider

a sport; bij wedrennen – paard dat, renner die (volgens de publieke opinie) weinig kans heeft om te winnen, maar met wie de favorieten wel rekening houden dark horse

2.       Iem. die buiten de kring van ingewijden of belanghebbenden staat

3.       Beursterm – speculant die buiten de beurskringen staat

Dat lijkt zo’n beetje gelijklopend met het Engels, zou je denken, behalve dan waar Van Dale aanvult met  het voorbeeld van ‘een gevaarlijke outsider’.

Het wordt helemaal interessant, als ik naar het Franse woordenboek grijp. In de ‘Petit Robert’ vind ik het volgende:

1.       TURF Cheval de course qui ne figure pas parmi les favoris mais qui a des chances de gagner. Le favori et l’outsider. PAR EXT. Concurrent(e) dont la victoire ou la performance est inattendue (dans un sport quelconque).

2.       FIG. Pour ce fauteuil à l’Académie, dans cette élection, X fait figure d’outsider. La candidature d’une outsider.

In het Frans wordt het verhaal van het paard dat bij de wedrennen niet meteen favoriet is, maar toch wel een ernstige kanshebber, dus zelfs de eerste betekenis voor dit woord, en zonder het adjectief ‘gevaarlijk’ ervoor. En dat vind ik toch wel verbazingwekkend.

Nu blijft de vraag: is een outsider iemand waar de concurrentie nu wel of niet ernstig rekening mee moet te houden? Als je in Frankrijk naar de paardenwedrennen gaat, blijkbaar wel. Maar bij andere sporten zou dat alweer minder het geval zijn, aangezien de Robert voor ‘un sport quelconque’ aangeeft dat de overwinning niet verwacht is.

In Van Dale lijkt het er toch meer op dat je met een outsider pas rekening moet houden, als ze er het adjectief ‘gevaarlijk’ voor gezet hebben. Maar in de sportverslaggeving zie ik het woord steevast gebruiken in de betekenis van ‘een kandidaat waar terdege mee moet rekening gehouden worden’.

Nu kun je natuurlijk wel beweren dat het nooit verstandig is om de tegenstand te onderschatten. Je wilt de sporters niet onderhouden die zich een titel door de neus geboord zagen door iemand die ze vooraf helemaal geen kans hadden toegedicht.

In 1956 hadden de favorieten het in de Tour de France aan hun zeemvelletje met ene Roger Walkowiak. Als je geen superfervente koersliefhebber bent, dan heb je waarschijnlijk nog nooit van de man gehoord, maar hij won dat jaar wel degelijk de Tour. Vooraf had niemand de man ook maar enige kans op de eindzege toegedicht, maar aan het eind van die Tour was hij het wel die de gele trui naar huis mocht meenemen. Nadien verdween de man zo’n beetje in de vergetelheid. Naast die Tour, waarin hij overigens niet één etappe won, behaalde hij in zijn hele carrière als prof nog twee overwinningen, namelijk twee etappes in de Ronde van Spanje, en dat was het dan. In de Tour zelf werd hij tussen 1951 en 1958 verder nog 57ste, 47ste, en 75ste, en hij gaf ook nog twee keer op. Kijk: zo ziet een outsider eruit.

Het blijft een contradictie als je in je beschouwing voor de wedstrijd iemand bestempelt als ‘outsider’ en vervolgens gaat stellen dat de favorieten maar beter heel goed op die outsider gaan letten. Zowel in de oorspronkelijke, Engelstalige betekenis, als in het Nederlands of het Frans: als je iemand vooraf als outsider bestempelt, dan dicht je die nauwelijks kansen op de overwinning toe. Wie je vooraf als gevaarlijke kanshebber aanduidt, dat is een favoriet, medefavoriet of schaduwfavoriet, maar geen outsider. De outsider, die zit buiten dat kransje aan favorieten. En je houdt er pas rekening mee, als hij tijdens de wedstrijd blijk geeft van een goede vorm. Je gaat hem niet vooraf al aanduiden als iemand waar je heel goed voor moet oppassen. Als je zo begint, dan moet je meteen het halve peloton aankruisen op je deelnemerslijst, en dan moet je als ploeg gaan reageren op iedere poging tot ontsnapping. Niet erg efficiënt…