zondag 21 maart 2021

Ja, neen, toch wel, maar dan in het West-Vlaams


 


Enkele jaren geleden was mijn vrouw een van de kandidaten bij Ben Crabbé voor een spelletje ‘Blokken’. Ze deed het helemaal niet onaardig, maar daar wil ik het niet over hebben. Tijdens de kennismakingsronde had Ben Crabbé het met mijn vrouw, die uit het Poperingse afkomstig is, over de eigenaardige gewoonte van West-Vlamingen om hun ja’s en neens te ‘vervoegen’. Lachen!

Het klopt natuurlijk wel dat wij West-Vlamingen iets op verschillende manieren kunnen bevestigen of ontkennen. Als je er even bij stilstaat, is het voor een buitenstaander allicht niet altijd duidelijk of we nu ja dan wel nee bedoelen. Volg even met me mee.

Je hebt het gewone ja en nee, zonder meer, dat een West-Vlaming haast nooit gebruikt. Wat we wel meest gebruiken, is die zogenaamde vervoegde vorm, bijvoorbeeld als antwoord op de vraag “Heb je (heeft hij, zij, enz.) al zout in de patatten gedaan?” Met als mogelijke antwoorden:

Ik => Jaôk; jij => Joâg; hij => Joâj; zij => Joâs; het => Joât; wij => Joâm/Joâw; jullie => Joâg ; ze => Joâs.

Ik probeer zo goed mogelijk de uitspraak te benaderen. Om helemaal correct te zijn, zou ik eigenlijk fonetisch schrift moeten gebruiken, maar ook dat is redelijk hopeloos, aangezien de uitspraak van regio tot regio nogal durft verschillen.

In ieder geval lijkt dit nog vrij eenvoudig, niet? De vormen kunnen wel verschillen naargelang de streek in West-Vlaanderen. In de Westhoek zeggen ze bijvoorbeeld voor de 2de persoon enkelvoud ‘joâj(e)’, en voor de 3de persoon mannelijk ‘joân’. Je kunt je dus met ‘joâj’ al vergissen, als je niet oplet waar precies in West-Vlaanderen je zit.

Voor de ontkenning gelden zowat dezelfde ‘vervoegingen’: Neink, Nieg, Neij, Neins, Neint, Niem, Nieg, Neins. De tweede n in ‘neins’ wordt meestal nauwelijks uitgesproken.

Nu denk je allicht – als het je al iets kan schelen: “Fijn, met die twee lijstjes weet ik alles wat er te weten valt over ja en neen in West-Vlaanderen”. Wel: nieg, er is wel nog wat meer. In West-Vlaanderen hebben we ook zoiets als trappen van vergelijking in het bevestigen of ontkennen. In bepaalde situaties wil een mens namelijk zijn bevestiging of ontkenning versterken. Wanneer iemand tegen jou zegt: “Je hebt zeker nog geen zout in de patatten gedaan?”, dan antwoord je in het AN met “Toch wel!”

In West-Vlaanderen houden we niet van zo’n eenvoudig antwoord, al hebben we er wel een: in plaats van “Toch wel!” zeggen we dan “Toet!”(of zelfs “Tetoet!”). Maar we kunnen (veel) verder gaan, in een reeks van gradaties waar een buitenstaander allicht duizelig van wordt.

In de 1ste persoon enkelvoud kun je ook een positief antwoord geven met “Toek”, “Kedoek” of “Jakedoek”. De volgorde waarin ik ze plaats is bewust: van links naar rechts, is ieder antwoord weer een ietsje sterker als bevestiging, waarbij “Jakedoek” zo’n beetje de bijbetekenis krijgt van “hoe durf je aan mij te twijfelen?”. Ook voor deze vormen geldt weer dat je ze moet vervoegen, dus:

Ik               toek                                         kedoek                                   jakedoek

Jij               toeg                                         gedoeg                                   jagedoeg

Hij              toej                                          jedoej                                     jajedoej

Zij               toes                                         zedoes                                    jazedoes

Het              toet                                          tetoet                                      jatetoet

Wij              toew                                        wedoew                                 jawedoew

Jullie            toeg                                         gedoeg                                   jagedoeg

Zij                toes                                         zedoes                                    jazedoes

Hierop zijn haast ontelbare varianten, naargelang de regio. Ze allemaal opsommen zou ons te ver leiden, en ik verontschuldig me bij de West-Vlamingen die bv. gewoon zijn om ‘gedoet’ te zeggen in de plaats van ‘gedoeg’. De ene vorm heeft voor mij niet meer waarde dan de andere; ik gebruik ze trouwens zelf door elkaar.

Voor de ontkenning hebben we natuurlijk een vergelijkbare serie ‘vervoegingen’, al hebben we geen equivalent voor de eerste trap (toek). Misschien omdat we van nature al meteen wat sneller op ons paard zitten als we iets willen ontkennen – ik zeg maar wat. Verwarrend hier is dat de term maar een letter verschilt van de bevestiging: ‘toch wel’ is ‘kedoek’, terwijl de ontkenning ‘kendoek’ wordt, met een vaak nauwelijks hoorbare n. Niet evident voor wie ons taaltje probeert aan te leren.

Maar wacht, het wordt nog beter: in de overtreffende trap beginnen we ook met een ‘ja’ en plakken er dan de negatieve vorm aan. ‘Jakedoek’ wordt in de ontkennende vorm dus ‘Jakendoek’. Gelijkwaardig aan die ‘Jakendoek’, is de vorm ‘Doekendoek’. Het tabelletje met ontkenningen ziet er dus als volgt uit:

Ik               kendoek                                jakendoek                             doekendoek

Jij              gendoeg                                jagendoeg                             doegendoeg

Hij             jendoej                                  jajendoej                               doetendoej

Zij             zendoes                                 jazendoes                              doezendoes

Het            (te)ndoet                              jatendoet                              doetendoet

Wij            wendoew                              jawendoew                           doemendoen

Jullie         gendoeg                                jagendoeg                             doegendoeg

Zij             zendoes                                 jazendoes                              doezendoes

‘Jakendoek’ en ‘doekendoek’ betekenen dus precies hetzelfde; de tweede vorm heeft het voordeel dat hij wat duidelijker te onderscheiden is van de bevestigende term, maar voor zover ik weet, gebruiken we de twee vormen gewoon dooreen. Lekker verwarrend!

Ik weet niet genoeg af van de andere dialecten in ons taalgebied om het met zekerheid te kunnen stellen, maar ik geloof dat het West-Vlaams hierin toch vrij apart is. Wie mij hierin wijzer kan maken, is altijd welkom.

Om af te sluiten geef ik ter illustratie nog graag een voorbeeld van een welles-nietesconversatie zoals je ze in West-Vlaanderen te horen kunt krijgen. Voor de duidelijkheid (en mijn schrijfcomfort) heb ik enkel de bevestigingen en ontkenningen in het West-Vlaams gezet.

“Jos, heb jij die kras in de auto gereden?”

Neink.”

“Maar, toet, jij hebt m’ het laatst gebruikt!”

Kendoek, jij bent er daarna nog mee naar de kapper gereden.”

Tetoet, de kras zat er al in toen ik naar de kapper vertrok.”

Jatendoet, dat zou ik wel gezien hebben. Misschien heb jij wel een hapering gehad toen je naar de kapper reed.”

Jakendoek!

Jagedoeg!

Enz…