Enkele jaren geleden was mijn vrouw een van de kandidaten
bij Ben Crabbé voor een spelletje ‘Blokken’. Ze deed het helemaal niet
onaardig, maar daar wil ik het niet over hebben. Tijdens de kennismakingsronde
had Ben Crabbé het met mijn vrouw, die uit het Poperingse afkomstig is, over de
eigenaardige gewoonte van West-Vlamingen om hun ja’s en neens te ‘vervoegen’.
Lachen!
Het klopt natuurlijk wel dat wij West-Vlamingen iets op
verschillende manieren kunnen bevestigen of ontkennen. Als je er even bij
stilstaat, is het voor een buitenstaander allicht niet altijd duidelijk of we
nu ja dan wel nee bedoelen. Volg even met me mee.
Je hebt het gewone ja en nee, zonder meer, dat een
West-Vlaming haast nooit gebruikt. Wat we wel meest gebruiken, is die
zogenaamde vervoegde vorm, bijvoorbeeld als antwoord op de vraag “Heb je (heeft
hij, zij, enz.) al zout in de patatten gedaan?” Met als mogelijke antwoorden:
Ik => Jaôk; jij => Joâg; hij => Joâj; zij =>
Joâs; het => Joât; wij => Joâm/Joâw; jullie => Joâg ; ze => Joâs.
Ik probeer zo goed mogelijk de uitspraak te benaderen. Om
helemaal correct te zijn, zou ik eigenlijk fonetisch schrift moeten gebruiken,
maar ook dat is redelijk hopeloos, aangezien de uitspraak van regio tot regio
nogal durft verschillen.
In ieder geval lijkt dit nog vrij eenvoudig, niet? De vormen
kunnen wel verschillen naargelang de streek in West-Vlaanderen. In de Westhoek
zeggen ze bijvoorbeeld voor de 2de persoon enkelvoud ‘joâj(e)’, en
voor de 3de persoon mannelijk ‘joân’. Je kunt je dus met ‘joâj’ al
vergissen, als je niet oplet waar precies in West-Vlaanderen je zit.
Voor de ontkenning gelden zowat dezelfde ‘vervoegingen’:
Neink, Nieg, Neij, Neins, Neint, Niem, Nieg, Neins. De tweede n in ‘neins’
wordt meestal nauwelijks uitgesproken.
Nu denk je allicht – als het je al iets kan schelen: “Fijn,
met die twee lijstjes weet ik alles wat er te weten valt over ja en neen in
West-Vlaanderen”. Wel: nieg, er is wel nog wat meer. In West-Vlaanderen
hebben we ook zoiets als trappen van vergelijking in het bevestigen of
ontkennen. In bepaalde situaties wil een mens namelijk zijn bevestiging of
ontkenning versterken. Wanneer iemand tegen jou zegt: “Je hebt zeker nog geen
zout in de patatten gedaan?”, dan antwoord je in het AN met “Toch wel!”
In West-Vlaanderen houden we niet van zo’n eenvoudig
antwoord, al hebben we er wel een: in plaats van “Toch wel!” zeggen we dan
“Toet!”(of zelfs “Tetoet!”). Maar we kunnen (veel) verder gaan, in een reeks
van gradaties waar een buitenstaander allicht duizelig van wordt.
In de 1ste persoon enkelvoud kun je ook een
positief antwoord geven met “Toek”, “Kedoek” of “Jakedoek”. De volgorde waarin
ik ze plaats is bewust: van links naar rechts, is ieder antwoord weer een
ietsje sterker als bevestiging, waarbij “Jakedoek” zo’n beetje de bijbetekenis
krijgt van “hoe durf je aan mij te twijfelen?”. Ook voor deze vormen geldt weer
dat je ze moet vervoegen, dus:
Ik toek kedoek jakedoek
Jij toeg gedoeg jagedoeg
Hij toej jedoej jajedoej
Zij toes zedoes jazedoes
Het toet tetoet jatetoet
Wij toew wedoew jawedoew
Jullie toeg gedoeg jagedoeg
Zij toes zedoes jazedoes
Hierop zijn haast ontelbare varianten, naargelang de regio. Ze
allemaal opsommen zou ons te ver leiden, en ik verontschuldig me bij de
West-Vlamingen die bv. gewoon zijn om ‘gedoet’ te zeggen in de plaats van
‘gedoeg’. De ene vorm heeft voor mij niet meer waarde dan de andere; ik gebruik
ze trouwens zelf door elkaar.
Voor de ontkenning hebben we natuurlijk een vergelijkbare
serie ‘vervoegingen’, al hebben we geen equivalent voor de eerste trap (toek). Misschien
omdat we van nature al meteen wat sneller op ons paard zitten als we iets
willen ontkennen – ik zeg maar wat. Verwarrend hier is dat de term maar een letter
verschilt van de bevestiging: ‘toch wel’ is ‘kedoek’, terwijl de ontkenning
‘kendoek’ wordt, met een vaak nauwelijks hoorbare n. Niet evident voor wie ons
taaltje probeert aan te leren.
Maar wacht, het wordt nog beter: in de overtreffende trap
beginnen we ook met een ‘ja’ en plakken er dan de negatieve vorm aan. ‘Jakedoek’
wordt in de ontkennende vorm dus ‘Jakendoek’. Gelijkwaardig aan die ‘Jakendoek’,
is de vorm ‘Doekendoek’. Het tabelletje met ontkenningen ziet er dus als volgt
uit:
Ik kendoek jakendoek doekendoek
Jij gendoeg jagendoeg doegendoeg
Hij jendoej jajendoej doetendoej
Zij zendoes jazendoes doezendoes
Het (te)ndoet jatendoet doetendoet
Wij wendoew jawendoew doemendoen
Jullie gendoeg jagendoeg doegendoeg
Zij zendoes jazendoes doezendoes
‘Jakendoek’ en ‘doekendoek’
betekenen dus precies hetzelfde; de tweede vorm heeft het voordeel dat hij wat
duidelijker te onderscheiden is van de bevestigende term, maar voor zover ik
weet, gebruiken we de twee vormen gewoon dooreen. Lekker verwarrend!
Ik weet niet genoeg af van de andere dialecten in ons
taalgebied om het met zekerheid te kunnen stellen, maar ik geloof dat het
West-Vlaams hierin toch vrij apart is. Wie mij hierin wijzer kan maken, is
altijd welkom.
Om af te sluiten geef ik ter illustratie nog graag een
voorbeeld van een welles-nietesconversatie zoals je ze in West-Vlaanderen te
horen kunt krijgen. Voor de duidelijkheid (en mijn schrijfcomfort) heb ik enkel
de bevestigingen en ontkenningen in het West-Vlaams gezet.
“Jos, heb jij die kras in de auto
gereden?”
“Neink.”
“Maar, toet, jij hebt m’
het laatst gebruikt!”
“Kendoek, jij bent er
daarna nog mee naar de kapper gereden.”
“Tetoet, de kras zat er al
in toen ik naar de kapper vertrok.”
“Jatendoet, dat zou ik wel
gezien hebben. Misschien heb jij wel een hapering gehad toen je naar de kapper
reed.”
“Jakendoek!”
“Jagedoeg!”
Enz…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten