woensdag 24 juni 2020

Betekenis en oorsprong van het woord 'freelancer'



"The freelance writer is a man who is paid per piece or per word or perhaps" - Robert Benchley


Ik doe al meer dan dertig jaar werk als freelance-vertaler en sedert een paar jaar is het ook mijn enige hoofdberoep. Maar… wat betekent dat nou, freelancer? Ik wou hier wel eens het fijne van weten.

Van Dale beetje wazig

Af en toe kan ik me echt ergeren aan Van Dale, en bij de uitleg voor ‘freelancer’ is het weer van dat:

Freelancer : iem. die op freelancebasis werkt.

Wat heb je daar nou aan als uitleg? Om hem te snappen, moet je dus naar het lemma ‘freelance’, waar je dan volgende uitleg krijgt:

Freelance : zonder een vast dienstverband werkend

Dat is al wat duidelijker, maar ik ga niet akkoord, want een interimaris werkt ook niet in vast dienstverband en is toch geen freelancer. Een essentieel onderdeel van het freelancer-zijn, is namelijk dat je dat werk verricht op zelfstandige basis. Je bent eigenlijk onderaannemer, met dat verschil dat jij verder geen personeel hebt, maar alle taken van de opdracht zelf uitvoert.
Het helpt natuurlijk niet dat er in België blijkbaar nog geen wettelijke definitie is voor ‘freelancer’, dus voor de Belgische wetgever bestaan freelancers eigenlijk nog niet. Je kunt wel zelfstandige zijn met een eenmanszaak, maar niet iedere zelfstandige met een eenmanszaak is een freelancer. Je kunt er als winkelier immers voor kiezen om je activiteit uit te oefenen als een eenmanszaak – al dan niet met personeel.
En niet iedere freelancer kiest ervoor om zijn activiteit uit te oefenen onder de vorm van een eenmanszaak – al zal dat allicht wel de meest voorkomende vorm zijn onder freelancers. De rechtsvorm waaronder je werkt, bepaalt dus ook al niet of je al dan niet freelancer bent.

Alternatieve definities

Maar goed, intussen heb ik nog altijd geen sluitende definitie. Googelen dan maar, en zo kom ik terecht bij juridischwoordenboek.be:

Freelancer verbintenissenrecht – kleine zelfstandige ondernemer die in opdracht diensten verleent.

Kijk, hier heb ik niet veel meer tegen in te brengen, behalve misschien wat het adjectief ‘klein’ hier in godsnaam komt zoeken – ik ben ook freelancer en ik ben jandorie 1 m 83 groot. Nee, alle gekheid op een stokje: ‘klein’ heeft hier niets te zoeken, ook niet in overdrachtelijke zin. Beter ware geweest te vermelden dat de freelancer iemand is die zonder personeel werkt voor het uitvoeren van die opdrachten. Mijn persoonlijke definitie ziet er dan uit als volgt:

Freelancer : zelfstandige ondernemer zonder personeel die in opdracht diensten verleent.

Maar, waar komt de term ‘freelancer’ eigenlijk vandaan?

Huurling

Even een open deur intrappen: het is uiteraard Engels, en letterlijk vertaald betekent het ‘vrije lansier’. Nu denkt u misschien dat het woord zijn oorsprong heeft in de Middeleeuwen, aangezien een lansier een ruiter is met lans, een type wapen dat men pleegt te associëren met die periode. Wel: ja en nee. De term verwijst inderdaad naar een Middeleeuwse huursoldaat, maar duikt pas op in 1820 - onder de vorm ‘free-lance’, dus met koppelteken -, namelijk in de roman ‘Ivanhoe’ van Sir Walter Scott (1771-1832). Hierin is Van Dale wél duidelijk, en overigens niet de enige bron.
Een freelancer of vrije lansier is dus in het werk van Scott eigenlijk een huurling, die zijn lans in dienst stelt van wie hem daarvoor wil betalen. Nog steeds volgens Van Dale zou de term in de jaren na 1950 stilaan ingang vinden in de betekenis zoals we hem nu algemeen gebruiken.

Verschil in het Engels

Als je het woord opzoekt in Engels woordenboeken, dan zie je nog een subtielere evolutie in de betekenis van het woord. Mijn oude Longman* uit 1978 plaatst de freelancer nog hoofdzakelijk als schrijver/journalist in de krantenwereld. De hedendaagse, online versie van Longman (www.ldoceonline.com) maakt dit onderscheid niet meer: daar is een freelance of freelancer iemand “working independently for different companies rather than being employed by one particular company”. Ook andere online woordenboeken, zoals Cambridge, Oxford of Collins hebben in eerste instantie de verwijzing naar de krantenwereld weggelaten, maar in hun voorbeelden hebben ze het wel telkens weer voornamelijk over journalisten, schrijvers of fotografen voor dagbladen. Je krijgt dus toch de indruk dat ze in de Engelstalige wereld de term nog hoofdzakelijk in die context gebruiken.

In de Nederlandstalige wereld kan ieder beroep freelancer zijn, en dat is ook bij onze Franse buren zo – al zijn ze er daar blijkbaar nog niet uit of ze nu al dan niet een koppelteken willen zetten tussen ‘free’ en ‘lance’.

Freelancer, maar geen vrijbuiter

Maar goed: we kunnen dus besluiten dat een freelancer een zelfstandige is die zijn diensten verleent aan verschillende opdrachtgevers, zonder dat daarbij een relatie baas-werknemer ontstaat. Dat laatste is voor veel van die freelancers heel belangrijk, ook voor mij. Het is het besef dat je zelfstandig je werk regelt, en zelf beslist voor wie je wel en voor wie je niet wil werken. Dat is een vrijheid die je als werknemer nooit in dezelfde mate kunt bereiken, ook al is die vrijheid dan weer niet absoluut. 
Uiteindelijk blijf je in een verhouding opdrachtgever/uitvoerder zitten. Zelfs de freelancer vertrekt nog altijd vanuit de premisse dat hij zijn opdrachtgever wil tevreden stellen met het geleverde werk. Ook voor de opdrachtgever een niet onbelangrijk voordeel: waar het nogal eens lastig en duur kan zijn om een onderpresterende werknemer te ontslaan, is dat met een freelancer waar je niet tevreden over bent een stuk eenvoudiger. Het mes – of de lanspunt, zo u wilt – snijdt dus ook hier weer aan twee kanten…



* Longman dictionary of contemporary English – Longman Group Ltd. – UK 1978

vrijdag 12 juni 2020

Racistisch taalgebruik?




Er is dezer dagen nogal wat te doen rond racisme, niet enkel in de VS maar ook in onze contreien. In de marge hiervan kwam ook weer de discussie rond racistisch taalgebruik bovendrijven. Wie niet als een racistische zak wil overkomen, gebruikt al een tijdje niet meer het n-woord, maar spreekt van een ‘zwarte’ (medemens). Kijk, we zijn zelfs al zo ver gevorderd dat ik dat n-woord liever niet meer voluit schrijf. Maar is ‘zwarte’ dan zoveel beter?

Wit – bruin - zwart

Er gaan momenteel ook stemmen op om ‘blank’ te vervangen door ‘wit’, omdat blank teveel een connotatie zou hebben van reinheid en puurheid. Wat het dan weer te zeer zou doen contrasteren met ‘zwart’. Zwart zou namelijk de kleur zijn van wat vuil en onrein is. Een interessante opinie van journalist Tim Pauwels hierover kun je lezen in de blog van de vrt.
Tim Pauwels schrijft o.a. “(…) dat bij ‘wit’ óók positieve connotaties ‘gevoeld’ kunnen worden: maagdelijk wit, een witte bruidsjurk, zuiverheid en ‘wit geld’ tegenover ‘zwart geld’ “. Ik moet hem gelijk geven. Trouwens, als we het toch over kleuren moeten hebben. Als  je vindt dat ‘wit’ en ‘zwart’ neutraal zijn, wat doe je dan met ‘bruin’? Als iemand het in onze streken heeft over ‘een bruine’, dan heeft hij het met een zondermeer racistische bijbedoeling over een Noord-Afrikaan. Dus, dan zou ‘wit’ en ‘zwart’ niet racistisch zijn, maar ‘bruin’ wel? Zo wordt het wel heel moeilijk.
De aanduiding met een kleur heeft trouwens niets met de werkelijkheid te maken. Een autochtone Europeaan is immers net zo min wit als een Chinees geel is, of een autochtone Amerikaan rood. En onder de Afrikanen heb je ook allerlei schakeringen van licht- tot donkerbruin en zelfs vrijwel zwart. Romelu Lukaku is een flink stuk donkerder dan Vincent Kompany, en toch zijn beiden ‘zwarten’.

Die rosse van hiernaast

Het eigenlijke probleem is niet het gebruik van wit, bruin of zwart, waar het eigenlijk om gaat is dit: wat bezielt ons mensen eigenlijk om anderen te determineren op basis van uiterlijke kenmerken? We doen het niet enkel op basis van huidskleur, maar op basis van zoveel kenmerken, en meestal is het in de grond niet erg netjes. Ga maar na: als je het over een ‘blondine’ hebt, dan interpreteren de meesten daarbij dat het gaat om een knappe vrouw. Maar een ‘rosse’, dat is dan weer wat anders. Als iemand een grote neus heeft, dan zal die persoon ook zo beschreven worden, wanneer mensen naar hem of haar verwijzen. Wie zwaarlijvig is, wordt ‘die dikke’, wie kaal is een ‘kletskop’, wie groot en mager is een ‘bonenstaak’, enz. Vergeleken hierbij is ‘blank’, ‘zwart’ en ‘bruin’ nog braafjes.
We kunnen het niet laten: we determineren onze medemensen aan de hand van uiterlijke kenmerken, en heel vaak niet op een erg flatterende manier. Het gebruik van uiterlijke kenmerken om iemand te beschrijven, valt misschien nog te begrijpen. Je beschikt immers maar over een beperkt aantal mogelijkheden om een beeld van iemand te schetsen, en dan grijp je gemakkelijkheidshalve terug naar de meest opvallende kenmerken. Het is wanneer de gebruikte terminologie een pejoratieve bijklank krijgt, dat het problematisch wordt. Dus is ‘ros’, ‘dikzak’, ‘bonenstaak’, ‘kletskop’, ‘haakneus’, ‘flapoor’ inderdaad verwerpelijk – ik kan nog wel een tijdje doorgaan met voorbeelden geven, maar u snapt me wel.
‘Blank’ of ‘wit’ en ‘zwart’ zijn dat duidelijk niet. Die kunt u dus wat mij betreft zonder probleem gebruiken, maar vraag u ook eens af wat het bijbrengt aan uw beschrijving van de persoon in kwestie. Is het belangrijkste kenmerk van Lukaku, Kompany of Charlotte Adigéry – om er maar enkele te noemen – dat ze zwart zijn? Als je Charlotte Adigéry opzoekt op Wikipedia, dan is de eerste zin:
“Charlotte Adigéry (Narbonne, 6 augustus 1990)[1] is een Belgische muzikant en zangeres met Caraïbische roots uit Martinique en Guadeloupe.” Had hier nu nog moeten bijstaan dat ze zwart is? Nee toch?

Lukaku en Kompany zijn erom gekend dat ze steengoede voetballers zijn, Charlotte Adigéry omdat ze muzikante en zangeres is. Laat het ons daarbij houden. Hun huidskleur is inderdaad ook een van hun uiterlijke kenmerken, maar heeft verder eigenlijk niets te maken met de reden waarom deze mensen bekend zijn. Net zo min als de flinke boezem van Dolly Parton iets te maken heeft met haar kwaliteiten als zangeres, of de zwaarlijvigheid van Maggy De Block met haar competenties als politica. Het werkt trouwens ook in de andere richting: mijn vader zaliger vond Trump er een heel nette mens uitzien, en dacht daarom dat hij wel een goede president van de VS kon worden. Is dat even anders uitgedraaid!

Laat ons gewoon ophouden om mensen te determineren aan de hand van uiterlijke kenmerken, of die nu raciaal getint zijn of niet. Dan hoeven we niet meer zo vaak ‘aangenaam verrast’ of ‘diep ontgoocheld’ te zijn over iemand.




Waarom schrijf je in het Nederlands overigens ‘fascistisch’ met sc en ‘racistisch’ enkel met c?

Fascistisch is afgeleid van het Italiaanse ‘fasci di combattimento’, terwijl racistisch is afgeleid van het Frans voor ras : ‘race’. Overigens spreek je beide klanken ook anders uit. De sc in fascistisch spreek je uit als de ‘sh’* in shop, de c in racistisch spreek je uit als de ‘s’ in sopraan.

* Van Dale online erkent voor ‘fascistisch’ ook de uitspraak met scherpe ‘s’ (fasistis), maar naar mijn mening spreekt niemand in ons taalgebied het nog zo uit.

maandag 1 juni 2020

Over schommels en dialecten




“Het dialect is een taal die haar jas uitdoet, in haar handen spuugt en aan het werk gaat.” 
Vrij naar Carl Sandburg

Ik ben afkomstig van Wervik, bracht een deel van mijn jeugd door in Ronse, maar woonde in Wervik vanaf mijn negende tot ik het huis verliet. Wel gingen we in het nabijgelegen Menen naar school. Menen en Wervik zijn buurgemeenten, zoek ze gerust eens op de kaart: de stadscentra liggen hemelsbreed nog geen zes kilometer uit elkaar. En toch haal je een echte Wervikaan er zo uit in een gezelschap Menenaars.

Besmet taaltje
Alhoewel mijn dialect niet echt Werviks te noemen was, was het toch ‘besmet’ met termen en vooral uitspraak waar in Menen om gelachen werd. Zo gooien ze in Menen graag overal een ‘j’ klank tussen, en zeggen ze niet ‘één’, maar ‘jin’, niet ‘twee’, maar ‘twji’. De Menenaars noemen hun eigen stad ook ‘Mjinde’. Wervikanen zijn dan weer gekend om hun zware huig-r, een heel onzuivere o-klank en een vettige ‘sch’, die een beetje klinkt als ‘shk’. En ja hoor: als Wervikaan werd je op school vaak uitgelachen als je de Menense uitspraak niet volgde. Maak u niet ongerust, ik heb er geen trauma’s aan overgehouden, maar het is me wel altijd bijgebleven als iets eigenaardigs onder dialectgebruikers, dat ze elkaar scheef  bekijken omwille van de uitspraak van het dialect, of lachen om het vaak heel eigen woordgebruik.
Ander verhaal: toen ik zo rond mijn eenentwintigste verkering kreeg met een meisje uit Proven, een deelgemeente van Poperinge – het meisje dat wat later mijn vrouw zou worden – bleek ook hier weer een taalbarrière te ontstaan. De eerste keer dat mijn vader haar ontmoet had, kon hij het niet nalaten te grappen dat ik haar toch “dat taaltje zou moeten afleren”. In de loop der jaren is er in de familie dan ook vaak gelachen met de taal van mijn echtgenote, gelukkig altijd zonder enige kwaadwilligheid. Vaak kon mijn vrouw het niet laten om er fijntjes op te wijzen dat dat Werviks nu ook weer niet het mooiste onder de West-Vlaamse dialecten was – en gelijk had ze.

Unieke Vlaamse situatie
Nu weet ik wel dat veel andere talen ook verschillen tussen dialecten kennen, en dat die soms heel groot zijn, maar ik heb toch de indruk dat het in Vlaanderen vaak echt wel de spuigaten uitloopt. Als je in Vlaanderen een Bruggeling en een Gentenaar in hun dialect laat converseren, dan verval je geheid in een Babylonische spraakverwarring, terwijl die steden in vogelvlucht amper 40 km uit elkaar liggen, en zich binnen hetzelfde taalgebied bevinden. Zoiets valt nog enigszins te begrijpen, want we hebben het hier over West- en Oost-Vlaams. Maar dat een West-Vlaamse uit Proven geen zinnige conversatie kan voeren met een oudere Wervikaan (waar gebeurd: mijn vrouw die probeerde een gesprek te hebben met een Wervikse kennis van ons, zonder de hulp van mij of mijn ouders als tolk), dat is echt wel kras.
Ik kan me vergissen, maar ik geloof niet dat je diezelfde taalverwarring op zo korte afstand kunt terugvinden in eender welk ander taalgebied…

Charme
Het maakt onze taal en onze dialecten natuurlijk wel interessant studiemateriaal. Een bezoekje aan de website www.variatielinguistiek.ugent.be leert me bijvoorbeeld dat de Vlaamse dialecten 42 verschillende woorden hebben voor ‘schommel’. Prachtig is dat! Gaande van ‘balançoire’ en ‘jutekakoker’ (vnl. in de Westhoek) over ‘bijs’ (grote delen van Oost-Vlaanderen) tot ‘roets’ (Pajottenland) of ‘toetouter’ (heel lokaal in delen van Antwerpen). Mooi toch?

Nog een paar mooie pareltjes :
Errepel : Provens voor ‘aardappel’
Kadizzen : Provens voor ‘neuken’ (pardon my French)
Veronshameln : Provens voor ‘naar de duivel helpen’
Wettelingen : Provens voor ‘wortels’ (wat hebben mijn ouders hier een pret om gehad, vraag me niet waarom)
Astrabanche (uitgesproken met zware huig-r) : Werviks voor ‘heisa’
Kaberdoeshtshe (vergeet de huig-r niet) : Werviks voor ‘huis van lichte zeden’, zeg maar ‘bordeel’