“Het dialect is een taal die haar jas uitdoet, in haar handen
spuugt en aan het werk gaat.”
Vrij naar Carl Sandburg
Ik ben afkomstig van Wervik,
bracht een deel van mijn jeugd door in Ronse, maar woonde in Wervik vanaf mijn negende
tot ik het huis verliet. Wel gingen we in het nabijgelegen Menen naar school. Menen
en Wervik zijn buurgemeenten, zoek ze gerust eens op de kaart: de stadscentra
liggen hemelsbreed nog geen zes kilometer uit elkaar. En toch haal je een echte
Wervikaan er zo uit in een gezelschap Menenaars.
Besmet taaltje
Alhoewel mijn dialect niet echt
Werviks te noemen was, was het toch ‘besmet’ met termen en vooral uitspraak
waar in Menen om gelachen werd. Zo gooien ze in Menen graag overal een ‘j’
klank tussen, en zeggen ze niet ‘één’, maar ‘jin’, niet ‘twee’, maar ‘twji’. De
Menenaars noemen hun eigen stad ook ‘Mjinde’. Wervikanen zijn dan weer gekend
om hun zware huig-r, een heel onzuivere o-klank en een vettige ‘sch’, die een
beetje klinkt als ‘shk’. En ja hoor: als Wervikaan werd je op school vaak uitgelachen
als je de Menense uitspraak niet volgde. Maak u niet ongerust, ik heb er geen
trauma’s aan overgehouden, maar het is me wel altijd bijgebleven als iets
eigenaardigs onder dialectgebruikers, dat ze elkaar scheef bekijken omwille van de uitspraak van het
dialect, of lachen om het vaak heel eigen woordgebruik.
Ander verhaal: toen ik zo rond
mijn eenentwintigste verkering kreeg met een meisje uit Proven, een
deelgemeente van Poperinge – het meisje dat wat later mijn vrouw zou worden –
bleek ook hier weer een taalbarrière te ontstaan. De eerste keer dat mijn vader
haar ontmoet had, kon hij het niet nalaten te grappen dat ik haar toch “dat
taaltje zou moeten afleren”. In de loop der jaren is er in de familie dan ook
vaak gelachen met de taal van mijn echtgenote, gelukkig altijd zonder enige
kwaadwilligheid. Vaak kon mijn vrouw het niet laten om er fijntjes op te wijzen
dat dat Werviks nu ook weer niet het mooiste onder de West-Vlaamse dialecten
was – en gelijk had ze.
Unieke Vlaamse situatie
Nu weet ik wel dat veel andere talen
ook verschillen tussen dialecten kennen, en dat die soms heel groot zijn, maar
ik heb toch de indruk dat het in Vlaanderen vaak echt wel de spuigaten
uitloopt. Als je in Vlaanderen een Bruggeling en een Gentenaar in hun dialect
laat converseren, dan verval je geheid in een Babylonische spraakverwarring,
terwijl die steden in vogelvlucht amper 40 km uit elkaar liggen, en zich binnen
hetzelfde taalgebied bevinden. Zoiets valt nog enigszins te begrijpen, want we
hebben het hier over West- en Oost-Vlaams. Maar dat een West-Vlaamse uit Proven
geen zinnige conversatie kan voeren met een oudere Wervikaan (waar gebeurd: mijn
vrouw die probeerde een gesprek te hebben met een Wervikse kennis van ons,
zonder de hulp van mij of mijn ouders als tolk), dat is echt wel kras.
Ik kan me vergissen, maar ik geloof
niet dat je diezelfde taalverwarring op zo korte afstand kunt terugvinden in
eender welk ander taalgebied…
Charme
Het maakt onze taal en onze
dialecten natuurlijk wel interessant studiemateriaal. Een bezoekje aan de
website www.variatielinguistiek.ugent.be
leert me bijvoorbeeld dat de Vlaamse dialecten 42 verschillende woorden hebben
voor ‘schommel’. Prachtig is dat! Gaande van ‘balançoire’ en ‘jutekakoker’
(vnl. in de Westhoek) over ‘bijs’ (grote delen van Oost-Vlaanderen) tot ‘roets’
(Pajottenland) of ‘toetouter’ (heel lokaal in delen van Antwerpen). Mooi toch?
Nog een paar mooie pareltjes :
Errepel : Provens voor
‘aardappel’
Kadizzen : Provens voor ‘neuken’
(pardon my French)
Veronshameln : Provens
voor ‘naar de duivel helpen’
Wettelingen : Provens voor
‘wortels’ (wat hebben mijn ouders hier een pret om gehad, vraag me niet waarom)
Astrabanche (uitgesproken
met zware huig-r) : Werviks voor ‘heisa’
Kaberdoeshtshe (vergeet de
huig-r niet) : Werviks voor ‘huis van lichte zeden’, zeg maar ‘bordeel’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten