maandag 1 juni 2020

Over schommels en dialecten




“Het dialect is een taal die haar jas uitdoet, in haar handen spuugt en aan het werk gaat.” 
Vrij naar Carl Sandburg

Ik ben afkomstig van Wervik, bracht een deel van mijn jeugd door in Ronse, maar woonde in Wervik vanaf mijn negende tot ik het huis verliet. Wel gingen we in het nabijgelegen Menen naar school. Menen en Wervik zijn buurgemeenten, zoek ze gerust eens op de kaart: de stadscentra liggen hemelsbreed nog geen zes kilometer uit elkaar. En toch haal je een echte Wervikaan er zo uit in een gezelschap Menenaars.

Besmet taaltje
Alhoewel mijn dialect niet echt Werviks te noemen was, was het toch ‘besmet’ met termen en vooral uitspraak waar in Menen om gelachen werd. Zo gooien ze in Menen graag overal een ‘j’ klank tussen, en zeggen ze niet ‘één’, maar ‘jin’, niet ‘twee’, maar ‘twji’. De Menenaars noemen hun eigen stad ook ‘Mjinde’. Wervikanen zijn dan weer gekend om hun zware huig-r, een heel onzuivere o-klank en een vettige ‘sch’, die een beetje klinkt als ‘shk’. En ja hoor: als Wervikaan werd je op school vaak uitgelachen als je de Menense uitspraak niet volgde. Maak u niet ongerust, ik heb er geen trauma’s aan overgehouden, maar het is me wel altijd bijgebleven als iets eigenaardigs onder dialectgebruikers, dat ze elkaar scheef  bekijken omwille van de uitspraak van het dialect, of lachen om het vaak heel eigen woordgebruik.
Ander verhaal: toen ik zo rond mijn eenentwintigste verkering kreeg met een meisje uit Proven, een deelgemeente van Poperinge – het meisje dat wat later mijn vrouw zou worden – bleek ook hier weer een taalbarrière te ontstaan. De eerste keer dat mijn vader haar ontmoet had, kon hij het niet nalaten te grappen dat ik haar toch “dat taaltje zou moeten afleren”. In de loop der jaren is er in de familie dan ook vaak gelachen met de taal van mijn echtgenote, gelukkig altijd zonder enige kwaadwilligheid. Vaak kon mijn vrouw het niet laten om er fijntjes op te wijzen dat dat Werviks nu ook weer niet het mooiste onder de West-Vlaamse dialecten was – en gelijk had ze.

Unieke Vlaamse situatie
Nu weet ik wel dat veel andere talen ook verschillen tussen dialecten kennen, en dat die soms heel groot zijn, maar ik heb toch de indruk dat het in Vlaanderen vaak echt wel de spuigaten uitloopt. Als je in Vlaanderen een Bruggeling en een Gentenaar in hun dialect laat converseren, dan verval je geheid in een Babylonische spraakverwarring, terwijl die steden in vogelvlucht amper 40 km uit elkaar liggen, en zich binnen hetzelfde taalgebied bevinden. Zoiets valt nog enigszins te begrijpen, want we hebben het hier over West- en Oost-Vlaams. Maar dat een West-Vlaamse uit Proven geen zinnige conversatie kan voeren met een oudere Wervikaan (waar gebeurd: mijn vrouw die probeerde een gesprek te hebben met een Wervikse kennis van ons, zonder de hulp van mij of mijn ouders als tolk), dat is echt wel kras.
Ik kan me vergissen, maar ik geloof niet dat je diezelfde taalverwarring op zo korte afstand kunt terugvinden in eender welk ander taalgebied…

Charme
Het maakt onze taal en onze dialecten natuurlijk wel interessant studiemateriaal. Een bezoekje aan de website www.variatielinguistiek.ugent.be leert me bijvoorbeeld dat de Vlaamse dialecten 42 verschillende woorden hebben voor ‘schommel’. Prachtig is dat! Gaande van ‘balançoire’ en ‘jutekakoker’ (vnl. in de Westhoek) over ‘bijs’ (grote delen van Oost-Vlaanderen) tot ‘roets’ (Pajottenland) of ‘toetouter’ (heel lokaal in delen van Antwerpen). Mooi toch?

Nog een paar mooie pareltjes :
Errepel : Provens voor ‘aardappel’
Kadizzen : Provens voor ‘neuken’ (pardon my French)
Veronshameln : Provens voor ‘naar de duivel helpen’
Wettelingen : Provens voor ‘wortels’ (wat hebben mijn ouders hier een pret om gehad, vraag me niet waarom)
Astrabanche (uitgesproken met zware huig-r) : Werviks voor ‘heisa’
Kaberdoeshtshe (vergeet de huig-r niet) : Werviks voor ‘huis van lichte zeden’, zeg maar ‘bordeel’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten