woensdag 4 november 2020

Allemaal te wijten aan bijtende ironie

 



Als lid van de lokale BNI-afdeling breng ik iedere week een 60-seconden presentatie over mijn business als freelancevertaler en -copywriter. Om de zaak interessant te houden, smokkel ik op deze manier geregeld een taaltip binnen. Zo had ik het afgelopen vrijdag over het verschil tussen “te wijten aan” en “te danken aan”. Achteraf bedacht ik me dat ik onvolledig geweest was, en dat ik het eigenlijk ook had moeten hebben over ironie.

Ik begon mijn betoog met een voorbeeldje van een fout gebruik: “Zijn goede resultaten zijn te wijten aan hard studeren”. Vervolgens gaf ik aan dat de juiste uitdrukking in deze context was “Zijn goede resultaten zijn te danken aan hard studeren”. En ik besloot met de stelling dat “te wijten aan” altijd op iets negatiefs slaat, en “ te danken aan” op iets positiefs.

Ironie

Hiermee ging ik natuurlijk straal voorbij aan het feit dat taal veel rijker is dan dit, en dat er ook zoiets bestaat als ironisch taalgebruik. In bovenstaand voorbeeld zou het ook perfect kunnen dat je zegt: “Zijn povere resultaten zijn natuurlijk te danken aan keihard studeren”. Povere resultaten zijn niet meteen iets positiefs, dus had ik hier “te wijten aan” moeten gebruiken. Ja toch?

Wel, ja en nee. Een mistevreden ouder wiens studerende zoon de hele tijd beweerd heeft dat hij hard aan het studeren was, terwijl hij in werkelijkheid de bloemetjes buiten zette in de Overpoort, die kan bij het zien van het rapport van zoonlief perfect de stelling poneren dat de povere resultaten “te danken zijn” aan keihard studeren. Hij bedoelt uiteraard compleet het tegenovergestelde, maar dat is nu precies ironie. Door het zo te stellen, maakt hij meteen ook het verwijt dubbel zo hard dat zoonlief er bewust met de pet naar gegooid heeft.

Zoiets heet dan bijtende ironie, maar als ironie bijtend wordt, dan spreken we eigenlijk over sarcasme. Ironie is wat milder van toon en inborst, terwijl sarcasme al wat bijtender is. Van Dale omschrijft sarcasme als “bittere, bijtende spot”. Spot dus met een scherp kantje, soms misschien zelfs een beetje kwaadwillig, kwetsend bedoeld.

Drieluik

Ironie en sarcasme maken deel uit van een drieluik, dat vervolledigd wordt door cynisme. Als je de drie op een schaal zou plaatsen van wat bijtend is, dan staat ironie uiterst links en cynisme uiterst rechts. De cynicus zou in onze situatie iets kunnen gezegd hebben als “Waw, als je nóg harder gestudeerd had, dan had je wellicht allemaal nullen gehad.” Bij cynisme heb je vaak het gevoel dat de enige die de humor van de uitspraak nog inziet, degene is die ze maakt. Het verschil zit hem er voornamelijk in dat de cynicus ook echt wil kwetsen, terwijl de sarcast eerder uit is op een lichte steek. Hij wil een punt maken en kleedt het in op een ietwat humoristische manier.

Wie zich van ironie bedient, is de mildste van de drie. Deze persoon wil met zijn kwinkslag niet kwetsen. De sarcast wil nog net niet dat het kwetst, maar wel dat het eventjes prikt. De cynicus is iemand die het opgegeven heeft, voor hem maakt het allang niet meer uit of hij de ander kwetst, hij wil enkel een boodschap van ongenoegen overbrengen, en vaak is het precies de bedoeling dat hij kwetst. Voorbeeldje:

“Je nam die bocht wel heel vlot.”

“Zoals jij die bocht nam, Lewis Hamilton kan er nog iets van leren.”

Jij dacht ongetwijfeld: ik toon even aan de mensen dat je die bocht beter niet met 120 km/u neemt.”

Bij bovenstaande voorbeelden, kun je je de context ook makkelijk inbeelden. In het eerste geval hebben we te maken met een chauffeur die misschien een ietsje te gezwind door de bocht ging, maar er verder toch goed uitkwam. In het tweede geval liep het ook nog goed af, maar was er wel al sprake van gierende banden en misschien wat verbrand rubber. In het derde geval zijn er brokken gevallen, en is de spreker ervan overtuigd dat dit kwam door roekeloos rijgedrag.

Ironie, sarcasme en cynisme zijn dus stijlfiguren die iets vertellen over het karakter van de spreker, maar vaak ook over de ernst van een situatie, en over de verhouding van de spreker tot de aangesprokene. In een hiërarchische relatie worden sarcasme en cynisme over het algemeen niet geaccepteerd wanneer ze komen van de ondergeschikte en gericht zijn aan de overste. Omgekeerd is dat natuurlijk een ander paar mouwen…

Cynisch tot in de kist

Op taaladvies.net vond ik volgend voorbeeld van cynisme. Een dokter zegt over een patiënt: “We gaan hem nu opereren. Als hij blijf leven, hadden we het bij het rechte eind; als hij sterft, hebben we toch wat bijgeleerd.” Zo’n uitspraak kan onmogelijk door een assistent, maar wel perfect door een hoofdchirurg gemaakt zijn. Ze is verregaand cynisch, en kan enkel gemaakt zijn vanuit een positie van macht; niemand van de aanwezigen heeft de autoriteit om de spreker op de vingers te tikken. Hier wordt cynisme dus het instrument van de arrogante overste. Als een assistent zo’n uitspraak zou doen, dan wijst zijn overste hem ongetwijfeld meteen de deur.

Natuurlijk is het ook voor een groot deel subjectief, of iets nu ironisch, sarcastisch of cynisch is. Vooral tussen ironie en sarcasme loopt een dun stippellijntje en hangt evenveel af van de toon en de context, als van de onderlinge verhouding tussen spreker en aangesprokene. Maar dat heb je natuurlijk met humor: wie het zegt en hoe, is net zo belangrijk als de pointe van de uitspraak of mop zelf…

 

 

Van Dale :

Ironie:

1. het uiten van gedachten, meningen, het doen van mededelingen e.d. op zo’n manier dat duidelijk is dat het te verstaan gegevene niet in ál zijn aspecten serieus hoeft te worden opgevat

·         «Ironie is het domein van de gemengde gevoelens.» Herman de Coninck

·         lichte, milde, bittere, bijtende ironie

a inkleding van de gedachte waarbij je het tegendeel zegt van wat je eig. te verstaan wilt geven, m.n. een spottend of schamper prijzen van iets wat je wezenlijk afkeurt

·         ‘een lekkere ben jij zeg!’ is een voorbeeld van ironie

2. bij uitbreiding spot in het algemeen

·         uitdrukking de ironie van het lot

het toe­val dat het tegengestelde brengt van wat je verwacht

·         de ironie wil dat …

gezegd als iets het tegengestelde brengt van wat je verwacht of beoogt

sarcasme:

1. bittere, bijtende spot

 

cynisch:

(…) schaamteloos ongevoelig, een stuitend of pijnlijk ongeloof in het goede aan de dag leggend, niet gelovend aan oprechtheid of goede bedoelingen van de mensen en dit met spottende lach of op scherpe, sarcastische wijze laten blijken

Geen opmerkingen:

Een reactie posten