Als lid van de lokale
BNI-afdeling breng ik iedere week een 60-seconden presentatie over mijn
business als freelancevertaler en -copywriter. Om de zaak interessant te
houden, smokkel ik op deze manier geregeld een taaltip binnen. Zo had ik het
afgelopen vrijdag over het verschil tussen “te wijten aan” en “te danken aan”.
Achteraf bedacht ik me dat ik onvolledig geweest was, en dat ik het eigenlijk
ook had moeten hebben over ironie.
Ik begon mijn betoog met een
voorbeeldje van een fout gebruik: “Zijn goede resultaten zijn te wijten aan
hard studeren”. Vervolgens gaf ik aan dat de juiste uitdrukking in deze
context was “Zijn goede resultaten zijn te danken aan hard studeren”. En
ik besloot met de stelling dat “te wijten aan” altijd op iets negatiefs
slaat, en “ te danken aan” op iets positiefs.
Ironie
Hiermee ging ik natuurlijk straal
voorbij aan het feit dat taal veel rijker is dan dit, en dat er ook zoiets
bestaat als ironisch taalgebruik. In bovenstaand voorbeeld zou het ook perfect
kunnen dat je zegt: “Zijn povere resultaten zijn natuurlijk te danken aan
keihard studeren”. Povere resultaten zijn niet meteen iets positiefs, dus
had ik hier “te wijten aan” moeten gebruiken. Ja toch?
Wel, ja en nee. Een mistevreden
ouder wiens studerende zoon de hele tijd beweerd heeft dat hij hard aan het
studeren was, terwijl hij in werkelijkheid de bloemetjes buiten zette in de
Overpoort, die kan bij het zien van het rapport van zoonlief perfect de
stelling poneren dat de povere resultaten “te danken zijn” aan keihard
studeren. Hij bedoelt uiteraard compleet het tegenovergestelde, maar dat is nu
precies ironie. Door het zo te stellen, maakt hij meteen ook het verwijt dubbel
zo hard dat zoonlief er bewust met de pet naar gegooid heeft.
Zoiets heet dan bijtende ironie,
maar als ironie bijtend wordt, dan spreken we eigenlijk over sarcasme. Ironie is
wat milder van toon en inborst, terwijl sarcasme al wat bijtender is. Van Dale
omschrijft sarcasme als “bittere, bijtende spot”. Spot dus met een
scherp kantje, soms misschien zelfs een beetje kwaadwillig, kwetsend bedoeld.
Drieluik
Ironie en sarcasme maken deel uit
van een drieluik, dat vervolledigd wordt door cynisme. Als je de drie op een
schaal zou plaatsen van wat bijtend is, dan staat ironie uiterst links en cynisme
uiterst rechts. De cynicus zou in onze situatie iets kunnen gezegd hebben als “Waw,
als je nóg harder gestudeerd had, dan had je wellicht allemaal nullen gehad.”
Bij cynisme heb je vaak het gevoel dat de enige die de humor van de uitspraak
nog inziet, degene is die ze maakt. Het verschil zit hem er voornamelijk in dat
de cynicus ook echt wil kwetsen, terwijl de sarcast eerder uit is op een lichte
steek. Hij wil een punt maken en kleedt het in op een ietwat humoristische
manier.
Wie zich van ironie bedient, is
de mildste van de drie. Deze persoon wil met zijn kwinkslag niet kwetsen. De
sarcast wil nog net niet dat het kwetst, maar wel dat het eventjes prikt. De
cynicus is iemand die het opgegeven heeft, voor hem maakt het allang niet meer
uit of hij de ander kwetst, hij wil enkel een boodschap van ongenoegen
overbrengen, en vaak is het precies de bedoeling dat hij kwetst. Voorbeeldje:
“Je nam die bocht wel heel
vlot.”
“Zoals jij die bocht nam,
Lewis Hamilton kan er nog iets van leren.”
“Jij dacht ongetwijfeld: ik toon even aan de mensen dat
je die bocht beter niet met 120 km/u neemt.”
Bij bovenstaande voorbeelden, kun
je je de context ook makkelijk inbeelden. In het eerste geval hebben we te
maken met een chauffeur die misschien een ietsje te gezwind door de bocht ging,
maar er verder toch goed uitkwam. In het tweede geval liep het ook nog goed af,
maar was er wel al sprake van gierende banden en misschien wat verbrand rubber.
In het derde geval zijn er brokken gevallen, en is de spreker ervan overtuigd
dat dit kwam door roekeloos rijgedrag.
Ironie, sarcasme en cynisme zijn dus
stijlfiguren die iets vertellen over het karakter van de spreker, maar vaak ook
over de ernst van een situatie, en over de verhouding van de spreker tot de
aangesprokene. In een hiërarchische relatie worden sarcasme en cynisme over het
algemeen niet geaccepteerd wanneer ze komen van de ondergeschikte en gericht
zijn aan de overste. Omgekeerd is dat natuurlijk een ander paar mouwen…
Cynisch tot in de kist
Op taaladvies.net vond ik volgend
voorbeeld van cynisme. Een dokter zegt over een patiënt: “We gaan hem nu
opereren. Als hij blijf leven, hadden we het bij het rechte eind; als hij
sterft, hebben we toch wat bijgeleerd.” Zo’n uitspraak kan onmogelijk door
een assistent, maar wel perfect door een hoofdchirurg gemaakt zijn. Ze is
verregaand cynisch, en kan enkel gemaakt zijn vanuit een positie van macht;
niemand van de aanwezigen heeft de autoriteit om de spreker op de vingers te
tikken. Hier wordt cynisme dus het instrument van de arrogante overste. Als een
assistent zo’n uitspraak zou doen, dan wijst zijn overste hem ongetwijfeld
meteen de deur.
Natuurlijk is het ook voor een
groot deel subjectief, of iets nu ironisch, sarcastisch of cynisch is. Vooral
tussen ironie en sarcasme loopt een dun stippellijntje en hangt evenveel af van
de toon en de context, als van de onderlinge verhouding tussen spreker en
aangesprokene. Maar dat heb je natuurlijk met humor: wie het zegt en hoe, is net
zo belangrijk als de pointe van de uitspraak of mop zelf…
Van Dale :
Ironie:
1. het uiten van gedachten, meningen, het doen van
mededelingen e.d. op zo’n manier dat duidelijk is dat het te verstaan gegevene
niet in ál zijn aspecten serieus hoeft te worden opgevat
·
«Ironie is het domein van de gemengde
gevoelens.» Herman de Coninck
·
lichte, milde, bittere, bijtende ironie
a inkleding van de
gedachte waarbij je het tegendeel zegt van wat je eig. te verstaan wilt geven,
m.n. een spottend of schamper prijzen van iets wat je wezenlijk afkeurt
·
‘een lekkere ben jij zeg!’ is een voorbeeld
van ironie
2. bij uitbreiding spot in het algemeen
·
uitdrukking de ironie van het lot
het toeval dat het tegengestelde
brengt van wat je verwacht
·
de ironie wil dat …
gezegd als iets het tegengestelde
brengt van wat je verwacht of beoogt
sarcasme:
1. bittere, bijtende spot
cynisch:
(…) schaamteloos ongevoelig, een stuitend of pijnlijk
ongeloof in het goede aan de dag leggend, niet gelovend aan oprechtheid of
goede bedoelingen van de mensen en dit met spottende lach of op scherpe, sarcastische
wijze laten blijken
Geen opmerkingen:
Een reactie posten