Als voorbeeld neem ik graag de
namen van vogels die in onze contreien voorkomen. Grosso modo heb je vier
soorten namen: er zijn de namen die duidelijk verwijzen naar een fysiek
kenmerk, genre roodborstje, blauwborst, draaihals, haakbek, kruisbek, lepelaar,
snor, witgat... Wat mij hierbij verbaast, is dat andere talen lang niet altijd
kiezen voor een naam die ook steunt op datzelfde opvallende fysieke kenmerk. Wat
verderop geef ik hier een voorbeeldje van.
Tjiftjaf en woudaap
Dan heb je de namen die duidelijk
een weergave zijn van de kenmerkende roep van een vogel (koekoek, tjiftjaf,
kauw). Eigenaardig dat een vink dan geen ‘suskewiet’ geworden is, maar gewoon
een vink, en dat er niet meer soorten zijn met zo’n ‘onomatopeïsche’ naam.
Er is ook een categorie
vogelnamen die als eerste of tweede betekenis verwijzen naar personen of andere
dieren: het nonnetje, de kleine en grote burgemeester, de baardman, de woudaap,
het bokje. Bij het nonnetje kun je nog enigszins begrijpen waar de naam vandaan
komt: het is een eend met zwart-wit verenkleed – het mannetje
althans – dat je met (heel) veel fantasie kunt associëren met het habijt van
een non. Waar de twee burgemeestersoorten hun naam vandaan halen, is me echter
een raadsel. Het gaat hier namelijk om twee meeuwensoorten met grijswit
verenkleed, en zonder sjerp of enig ander kenmerk dat een mens pleegt te
associëren met een burgervader.
De woudaap is hier echt wel een
buitenbeentje in: het gaat hier namelijk om een reigersoort, zonder enige
gelijkenis met een aap (zie de foto bovenaan dit artikel), die niet leeft in het woud, maar in rietlanden. De wetenschappelijke
benaming ixobrychus minutus betekent zoveel als ‘kleine bruller’, wat me
overigens ook niet zo accuraat lijkt: mijn ‘Veldgids voor vogels van Europa’*
vertelt me dat hij “meestal zwijgzaam (is), maar kikkerachtige roepen in de
broedtijd; vluchtroep ‘kurk’”. Brullen doet hij dus blijkbaar ook al niet, maar
klein is ie wel, althans voor een reiger, met een spanwijdte van amper 56cm,
tegen 195cm voor een blauwe reiger.
De vierde soort namen zijn op het
eerste zich ook echte eigennamen, zonder bijkomende betekenis. Daar heb je de
gekende namen bij, zoals merel, specht, lijster, vink, mus, enz… Maar er zitten
ook een aantal echt raar klinkende namen in, waar een mens zich bij afvraagt
hoe men er in godsnaam is op gekomen. Denk maar aan de smient, de tapuit, de
eider, de dodaars.
Vertaling niet altijd logisch
Wat mij als vertaler vooral ook
interesseert is, hoe al die heel specifieke namen dan wel luiden in het Engels,
Frans of Duits. Ik heb dan ook onlangs een overzichtstabel samengesteld met een
kleine vijhonderd namen van in Europa voorkomende vogels, in het Nederlands,
Engels, Frans en Duits, en met de wetenschappelijke benaming. Wie
geïnteresseerd is kan ze op eenvoudige vraag via mail bekomen. Pas op, mijn
lijstje is nu ook weer niet zo uitzonderlijk: je kunt deze informatie vrij
vinden op www.avibase.bsc-eoc.org.
Op deze site krijg je de namen niet enkel in de vijf hierboven vernoemde talen,
maar verder ook nog in vijftien andere talen, waaronder zelfs het Russisch,
Japans en Chinees!
Bij het naspeuren van al die
vogelnamen kwam ik vaak voor verrassingen te staan, niet enkel wat betreft de
Nederlandse benaming, maar ook hoe de naam soms in het Engels, Frans of Duits
totaal geen raakpunten heeft met de Nederlandse naam. Allicht geen zaak van
wereldbelang, maar gewoon een van die eigenaardigheden die je in taal en
vertalingen af en toe meemaakt. Ik geef graag enkele voorbeeldjes.
Een ganzensoort die we in het
Nederlands de kleine rietgans noemen (anser brachyrhynchus) is in het Engels
een ‘pink-footed goose’, maar in het Frans dan weer een ‘oie à bec court’.
Eigenaardig, hoe in het Nederlands de belangrijkste eigenschap van het diertje
is dat het in het riet leeft, terwijl de Engelsen dan weer vallen voor zijn
roze pootjes en de Fransen van hun kant vooral letten op de korte bek, daarbij
overigens bijgestaan door de Duitsers (Kurzschnabelgans). Overigens leunen
Fransen en Duitsers met hun naam het dichtst bij de betekenis van de
wetenschappelijke benaming, aangezien ‘anser brachyrhynchus’ letterlijk
betekent ‘kortbekgans’.
* 'Veldgids voor vogels van Europa', Veltman Uitgevers, Utrecht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten