donderdag 13 augustus 2020

Manillen met een broodje aap

 

 

Ik hou wel van een spelletje kaart, en aangezien ik West-Vlaming ben, is dat over het algemeen manillen. Manillen is in West-Vlaanderen een belangrijk onderdeel van de volkscultuur en als dusdanig een bron van menige verhitte discussie en af en toe wel eens van een sterk verhaal. Maar daarover heb ik het verder nog. Eerst wou ik wel eens weten waar het spel vandaan komt, en ging dus op zoek op het onvolprezen wereldwijde web.

Spaanse oorsprong

Daar kwam ik te weten dat het spel zijn oorsprong kent in het 17de-eeuwse Spanje, waar het ‘malilla’ heette, en dat het zo via Frankrijk onze contreien bereikte. In Frankrijk was het vooral populair vanaf de tweede helft van de 19de eeuw, tot rond 1940, toen belote stilaan de overhand nam. Geen idee of de 2de Wereldoorlog daar voor iets tussen zat… In België is het spel vanaf de tweede helft van de 20ste eeuw vooral in West-Vlaanderen heel populair, met een manillersclub in vrijwel ieder zichzelf respecterend café en kaartavonden in elke ouderenclub.

Manillen wordt verder ook nog altijd gespeeld in Catalonië, waar ze het spelen met 48 ‘Spaanse’ kaarten, en in Mexico, met 40 ‘Spaanse’ of ‘Franse’ kaarten. De Franse en Belgische varianten zijn vrijwel identiek, behalve wat de puntentelling betreft, en de kans om ‘mee te gaan’, die in de Franse versie niet bestaat.

In het Frans maakt manillen zelfs deel uit van de literaire canon, met een volledig hoofdstuk rond een partijtje manillen in een van de bekendste werken uit de Franse literatuur, namelijk ‘Marius’ (1929) van Marcel Pagnol. Aangezien manillen in België vooral een West-Vlaams fenomeen is, lijkt het me weinig waarschijnlijk dat je er veel verwijzingen naar zult vinden in de Nederlandstalige (Vlaamse) literatuur. Ik vond er in ieder geval niet zo snel een.

Spelregels – in een notendop

Er doet wel een opmerkelijk verhaal de ronde, dat ik ben gaan bestempelen als ‘urban legend’, of zo u wilt een broodjeaapverhaal. Voor wie niet vertrouwd is met manillen, toch even een korte uitleg over hoe het spel met vier, zoals het doorgaans op café gespeeld wordt, verloopt. Je speelt met 32 kaarten, en in 2 teams van 2 – iedere speler krijgt dus acht kaarten. De deler deelt (meestal 4-4 of 3-3-2), waarna hij kan beslissen om troef te maken, of om zonder troef te spelen. De speler links van de deler komt uit, vervolgens die links van hem, enzovoort. Belangrijke regels zijn:

·         de 10 is de hoogste kaart, gevolgd door aas, heer, dame, boer. Dit zijn ook de kaarten die punten opleveren, namelijk respectievelijk 5, 4, 3, 2 ,1. De 9, 8 en 7 hebben geen waarde;

·         je moet altijd volgen (kleur bekennen), tenzij je geen kaart hebt van die kleur*;

·         als je dat kunt, moet je altijd hoger gaan dan de kaart van de tegenspelers (je hoeft niet hoger te gaan dan je teamgenoot);

·         als je niet kunt volgen, dan ben je verplicht troef te spelen om zo de slag binnen te halen (maar je hoeft geen troef te leggen als je teamgenoot al de bovenhand heeft);

·         een troefkaart, ongeacht haar waarde, is altijd sterker dan een kaart van een van de andere kleuren. Het zal u dus niet ontgaan dat de beslissing over wat er troef is belangrijk is voor de kansen op winst;

·         zoals gezegd: je kunt ook beslissen om zonder troef te gaan, dan tellen de punten dubbel. Dat doe je meestal wanneer je heel sterk staat in alle vier de kleuren;

·         nadat er troef is gemaakt, kan de tegenpartij beslissen om ‘mee te gaan’, wat alweer betekent dat de punten dubbel tellen. Hierop kan de partij die troef gemaakt heeft op haar beurt nog eens ‘meegaan’, waardoor de punten nog eens verdubbeld worden. Iemand kan dus beslissen om zonder troef te gaan (dubbele punten), waarna meegegaan wordt, en opnieuw meegegaan wordt. Op die manier speel je dan plots voor 8 x de punten (2 x 2 x 2 = 8). Zo kan de score snel aardig aantikken, al gebeurt het niet vaak, zo’n achtvoudig gambiet.

Broodje aap

Terug naar ons broodje aap: het verhaal doet al jaren de ronde van een partijtje waarbij iemand na het delen tot de constatatie komt, dat hij alle harten heeft. Bovendien heeft hij het geluk dat hij de deler was, en hij dus troef mag bepalen. Daarop roept de man enthousiast dat hij zonder troef gaat. Zo’n fantastische kaart, daarmee wil hij natuurlijk graag dubbel scoren. Iedere doorwinterde manillenkaarter snapt meteen waarom dit een hilarische blunder is, maar voor wie niet vertrouwd is met het spel leg ik het graag even uit: aangezien er nu geen troef is, en de man enkel harten heeft, heeft hij niet de minste kans om ook maar één slag binnen te halen. Het is immers de kaarter links van hem die eerst uitkomt, en dat zal dus zeker geen harten zijn, aangezien onze slimme hoofdfiguur alle harten in zijn hand heeft… Wat hij had moeten doen, was harten troef maken, waarmee hij alle slagen zou gehaald hebben. Nu kan hij enkel hopen dat zijn teamgenoot nog de meubels kan redden, maar als die geen goede hand heeft, dan ziet het er niet best uit.

Waarom noem ik dit een ‘urban legend’? Wel, ten eerste is het al een ongelooflijk toeval dat iemand op zijn beurt troef maken met alle kaarten van een kleur zou gezegend zijn. Maar toegegeven, het is niet onmogelijk, en het valt ongetwijfeld wel eens voor. Dat zoiets nou net gebeurt met de minst intelligente speler aan tafel, is dan een zaak van nog eens 1 kans op 4. Maar dat die persoon dan nog zo stom zou zijn om te beslissen om zonder troef te gaan, dat maakt de kans dat dit verhaal op waarheid berust wel heel klein.

Maar het broodjeaapgehalte van dit verhaal gaat nog verder: ik heb het al door verschillende mensen horen vertellen, telkens met de stellige verzekering dat de verteller dit zelf heeft gezien, en ieder keer gaat het om een volle hand harten. Geen ruiten, klaveren of schoppen, maar harten. Bovendien heb ik het nooit anders horen vertellen dan met als uitkomst dat de tegenpartij alle slagen haalde; dus dat de teamgenoot van onze onfortuinlijke hoofdpersoon er ook niet in slaagde om ook maar één slag thuis te halen. Dat betekent dus ofwel dat die verschillende vertellers allemaal aanwezig waren bij hetzelfde partijtje kaart – het moet daar een drukke bedoening geweest zijn, in die donkere kroeg. Of we hebben hier te maken met nog een ongelooflijk toeval erbovenop, namelijk dat het weliswaar niet om dezelfde partij gaat, maar dat het wel telkens gebeurd is met een volle hand harten, en met een teamgenoot die een ongelooflijke slechte hand toebedeeld kreeg. Ik hoop dat u mijn scepsis begrijpt.

De waarheid overtreft de fictie

En toch… De werkelijkheid kan soms heel bizar zijn. Mijn vrouw en ik spelen namelijk ook graag een partijtje manillen-met-twee. In deze variant speel je dus enkel met z’n tweeën, wat het voordeel heeft dat je geen rekening moet houden met een teamgenoot. Hierbij krijgt elke speler dus zestien kaarten, acht in de hand en acht op tafel. De acht kaarten op tafel liggen twee per twee, waarbij telkens een kaart gedekt wordt door de andere, die ongedekt ligt en dus zichtbaar voor beide spelers. De gedekte kaart kan pas omgekeerd worden nadat de erop liggende kaart gespeeld werd. Voor de rest gelden alle regels van manillen met vier.

Op een keer heeft mijn vrouw zichzelf net een hand gedeeld waar ze geen raad mee weet voor het bepalen van troef. Er is geen enkele kleur waarin ze sterk staat en, vooral, er is een kleur waarvan ze geen enkele kaart heeft, noch bij de acht in haar hand, noch bij de vier ongedekte kaarten op tafel. Mijn vrouw, die wel eens vaker totaal irrationele beslissingen neemt - maar gelukkig enkel tijdens gezelschapsspelen –, besluit dan maar om net die kleur troef te maken. Nu hoor ik u al zeggen, komaan, niemand is zo gek dat hij troef maakt van die ene kleur waarvan hij of zij geen enkele kaart heeft. Nou, mijn vrouw dus blijkbaar wel.

Maar wacht, het wordt nog gekker. We beginnen te spelen, en geloof mij of niet: naarmate het spel vordert blijkt dat de vier gedekte kaarten aan de zijde van mijn vrouw achtereenvolgens de 10, aas, koning en vrouw van troef zijn! Ik herinner me niet meer wat de uiteindelijke uitkomst van dit partijtje was, maar ik weet toch wel zeker dat mijn vrouw hier een ongelooflijk stukje mazzel heeft gehad. Ik weet wat u denkt: hier heeft iemand vals gespeeld, en dat was ook mijn eerste reactie, maar mijn vrouw blijft tot op de dag van vandaag beweren dat ze niet vals gespeeld heeft. Na 35 jaar huwelijk heb ik geleerd haar te geloven als ze iets met stellige zekerheid volhoudt.

Dus vraag ik u : what are the odds? Het is al een serieus toeval dat de vier hoogste kaarten van een kleur gedekt liggen bij dezelfde speler. Het is een bijkomend toeval dat bij diezelfde hand de speler verder geen kleur heeft waarin hij sterk staat. Maar vooral: die ene keer dat die speler besluit om dwaasweg troef te bepalen als zijnde die ene kleur waar ze geen enkele kaart van heeft, blijken net de vier hoogste kaarten van die kleur gedekt te liggen aan haar zijde van de tafel! Het moet niet nog gekker worden – correctie: het kàn niet nog gekker worden.

O ja: u raadt nooit om welke kleur kaarten het ging… Jawel, harten!


* alhoewel je bij het kaarten enkel rode of zwarte kaarten hebt, zijn er toch vier kleuren : harten, ruiten, schoppen en klaveren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten